10 tips die je helpen bij de seksuele opvoeding van je kind
Door seksuele opvoeding te geven, ondersteun je een gezonde ontwikkeling van je kind. Hierdoor leert je kind zichzelf kennen, ontdekt het wat hoort en wat niet, wordt het zich bewust van het eigen gedrag en geef je het betrouwbare informatie. Zo ontwikkelt je kind een realistisch beeld van de werkelijkheid, waardoor het ook positiever naar zichzelf kijkt.
1. Heb ’t erover. Op tijd en met regelmaat.
Begin op tijd. ‘Te jong’ is voor ouders vaak een belangrijke reden om niet te beginnen met de seksuele opvoeding. Toch is het belangrijk om hier al vroeg mee te beginnen. Dat doe je op een manier die past bij de leeftijd en de ontwikkeling van je kind. Eerst kun je het hebben over makkelijke onderwerpen en dan steeds meer uitbreiden tot andere thema’s. Begin bijvoorbeeld met het benoemen van lichaamsdelen. Maak het praktisch: behandel met je jonge kind alle lichaamsdelen door ze aan te wijzen. Vraag het om de eigen neus aan te wijzen, of het oor. Doe dit ook met de geslachtsdelen: ‘Waar zit je piemel?’, ‘Waar zit je vulva?’. Of bespreek hoe bij dieren baby’s worden geboren. Als je vroeg begint, geef je jezelf ook de tijd om te oefenen met praten over liefde, relaties, weerbaarheid en seksualiteit. Zo wordt het minder ongemakkelijk. Maak het een gewoon onderwerp dat op elk moment even ter sprake kan komen. Het hoeft niet meer dan een paar zinnen of een kort gesprekje te zijn. Op een manier die bij jou en je kind past.
Op deze manier wordt liefde, relaties, weerbaarheid en seksualiteit normaal om over te praten. Dan weet je kind hoe het iets kan vertellen of vragen, aan jou of een andere volwassene die het vertrouwt. Bijvoorbeeld als het iets meemaakt (wat niet leuk is). Je kind heeft dan immers geleerd dat het hierover mag praten. Als je dit doet vóór de puberteit, is het hier beter op voorbereid. In de puberteit ontwikkelen pubers zelf seksuele gevoelens en vinden zij het vaak ongemakkelijker om erover te praten. Je kunt dan informatie geven door middel van een goede website (voor 10+ is er pubergids.nl en voor 13+ is er sense.info) of een boek .
2. Vind ingangen voor gesprekjes
Zoek regelmatig een ingang om over liefde, relaties, weerbaarheid en seksualiteit te praten met je kind. Denk niet dat je er uitgebreid voor moet gaan zitten om hét gesprek te hebben – dat maakt het juist lastig. Haak in plaats daarvan regelmatig in op dingen die gebeuren. Zoals:
- Een gebeurtenis op school of op de kinderopvang.Je kind vertelt bijvoorbeeld over een klasgenootje dat een broertje heeft gekregen, of over kinderen die verliefd zijn en elkaar verkering hebben gevraagd. Je kunt dan vragen stellen als: ‘Weet je hoe een baby wordt geboren?’, ‘Zijn er kinderen in jouw klas verliefd op elkaar?’, ‘Heeft iemand in jouw klas verkering?’ ‘Wat vind je daarvan?’.
- Een tv-programma, serie of film. Kijk je bijvoorbeeld een film waarin twee vrouwen een relatie hebben, dan kun je vragen: ‘Wist je dat je als vrouw ook verliefd kan worden op een andere vrouw? Of als man op een andere man?’. Je kunt hierbij je eigen normen en waarden meegeven en vertellen dat er veel verschillen zijn tussen mensen, en dat iedereen er mag zijn.
- Een actualiteit. Grensoverschrijdend gedrag en sexting zijn thema’s die vaak in de media komen. Vraag naar aanleiding van een nieuwsbericht of uitzending erover eens aan je kind wat het ervan vindt, of het zelf ook weleens iets vervelends heeft meegemaakt en wat het zou doen als het ermee te maken krijgt. Je kunt in zo’n gesprek benadrukken dat je kind de baas is over het eigen lijf, de eigen wensen en grenzen mag aangeven en die van anderen moet respecteren. Ook kun je samen bepaalde afspraken maken, bijvoorbeeld over sexting: alleen als je dit beiden wilt en dat je nóóit iets ongevraagd mag doorsturen.
Op deze manier leert je kind stukje bij beetje meer over relaties, intimiteit en seksualiteit, en wordt het weerbaar.
Praktische tip: als je niet direct een aanleiding vindt, kun je er ook zelf een creëren. Leg eens een boek of tijdschrift open op een pagina die aanleiding geeft tot gesprek.
3. Creëer een luchtige setting
Het kan helpen om tijdens het praten met een alledaagse activiteit bezig te zijn, zoals de hond uitlaten, de was opvouwen of autorijden. Dan hoef je elkaar niet aan te kijken. Dat voelt vaak wat minder spannend en daarmee gemakkelijker, ook voor het kind. Zo wordt het niet ‘hét gesprek’, maar een alledaags thema.
4. Probeer een ontspannen houding te hebben
Wees je bewust van je eigen houding. Het is begrijpelijk als je ongemak voelt bij het thema, situaties of vragen. Dit komt omdat we het niet gewend zijn, het persoonlijk voelt en we vaak met een volwassen blik kijken. Dit is niet erg, maar probeer er ontspannen mee om te gaan. Want als je zelf ongemakkelijk met het onderwerp omgaat, zal je kind dit ook (gaan) doen en is de kans kleiner dat het met vragen of problemen bij jou komt.
Wanneer je kind met een vraag komt, is het belangrijk om antwoord te geven. Dat is belangrijk omdat je kind anders denkt dat het niet bespreekbaar is. Als je geen antwoord geeft, kan je kind het antwoord ergens anders gaan zoeken. Bijvoorbeeld op internet, waar het veel dingen tegen kan komen die niet geschikt zijn voor kinderen. Dit betekent niet dat je alles in geuren en kleuren uit hoeft te leggen of dat jij alle details moet weten. Weet je het antwoord niet of komt de vraag op dat moment niet uit? Zeg het dan en kom er later op terug. Hou je hier ook aan en zoek bijvoorbeeld zelf nog wat informatie op. Zo laat je jouw kind merken dat het met vragen en twijfels altijd bij je terechtkan.
Jij bepaalt zelf wat je wel en niet vertelt. Dat alle vragen welkom zijn, betekent niet dat je alles over jezelf hoeft te vertellen. ‘Dat hou ik liever voor mezelf’ of ‘Dat vind ik te persoonlijk’ zijn ook antwoorden. Ook hiermee geef je een belangrijke boodschap, namelijk dat ieder z’n eigen grens bepaalt. Als ouder heb je hierin dus een voorbeeldrol.
Praktische tip: oefen met je partner of een goede vriend. Dan leer je er zelf ook beter woorden aan te geven. Ook het voorlezen van boekjes kan helpen, dan worden de woorden je al gegeven.
5. Gebruik de vraag ‘Wat zou je doen als…?’
Deze vraag werkt zowel bij jonge als bij oudere kinderen. Hiermee krijg je inzicht in wat je kind zou doen in bepaalde situaties en kan je waar nodig extra informatie geven. Daardoor groeit de weerbaarheid van je kind. Vraag bijvoorbeeld aan een 11-jarige: ‘Wat zou jij doen als je verkering hebt, maar eigenlijk verliefd bent op een ander?’. Of aan een 14-jarige: ‘Wat zou je doen als jij wil zoenen, maar je merkt dat de ander dat liever niet wil?’. Aan een 16-jarige: ‘Wat zou jij doen als iemand je vraagt een sexy foto te sturen?’.
6. Oordeel niet
Laat weten dat alles gezegd en gevraagd kan worden en dat je niet oordeelt. Voorkom een belerende toon of dat je dingen die je voorbij ziet komen (per ongeluk) veroordeelt door te zeggen: ‘Dat doe je toch niet’, of: ‘Dat is echt dom’. Dit kan je kind afschrikken, waardoor het vragen of ervaringen niet meer zo snel met je zal bespreken. Let er ook op dat je zelf open vragen stelt en niet vragen die al een bepaalde richting op wijzen. Bijvoorbeeld: ‘Ben je weleens verliefd geweest?’, in plaats van ‘Heb je al een vriendje?’. Of: ‘Hoe vond je dat?’, in plaats van: ‘Vond je dat vervelend?’.
Praktische tip: vind je een vraag van je kind moeilijk omdat die je emotioneel raakt of omdat je niet zo goed weet wat je moet antwoorden? Geef je kind aan dat je daar even over na moet denken. Geef jezelf de tijd voor je met een antwoord komt. Meestal is de situatie in je eigen hoofd dan ook al een stuk rustiger.
7. Deel ook eens een eigen ervaring
Je kunt een eigen ervaring met je kind delen als je dat toepasselijk of nodig vindt. Bijvoorbeeld hoe jij jouw eerste kus hebt ervaren. Zo laat je zien dat jij ook ooit jong was. Dat je bepaalde dingen ook hebt moeten leren en dat het oké is om fouten te maken. Jij bent het grootste voorbeeld voor jouw kind. Dus wanneer jij zelf een keer iets deelt, zal jouw kind dat ook makkelijker doen.
Praktische tip: je kan het best ervaringen delen van toen je zelf ongeveer zo oud was als je kind nu.
8. Leg uit wat je vindt en waarom
Als je vertelt hoe je zelf over bepaalde dingen denkt en waarom je daar zo over denkt, leer je je kind daar ook over na te denken. Vaak nemen kinderen – ook oudere kinderen – jouw normen en waarden over. Als je het ergens niet mee eens bent, word dan niet boos, maar ga het gesprek aan. Als je boos wordt, is de kans dat je de verbinding met je kind verliest groter, waardoor jouw kind dingen stiekem kan gaan doen.
Praktische tip: gebruik de volgende zinnen: ‘Voor mij is het belangrijk dat …’, ‘Toen ik werd opgevoed heb ik … geleerd, wat ik jou wil meegeven is …’, ‘Ik vind het moeilijk om dat te horen/zien, omdat …’.
9. Laat weten waar ze betrouwbare info vinden
Merk je dat je kind het ongemakkelijk vindt om te praten over seksualiteit? Ga dan niet pushen. Geef je kind in plaats daarvan een aantal betrouwbare informatiebronnen. Als het dan iets wil weten, kan die het zelf opzoeken. Vertel je kind wel dat het altijd naar jou toe kan komen als het vragen heeft. Een paar goede voorbeelden:
- www.pubergids.nl (voor kinderen vanaf 10 jaar).
- www.sense.info (voor jongeren vanaf 13 jaar).
- SEGGSY (voor jongeren vanaf 16 jaar).
- Suggesties voor (voorlees)boeken vind je op de boekenlijst Relaties en seksualiteit.
- Ook zijn er voor jongeren steeds meer goede podcasts, zoals Sense Talk en Sekspraat.
Praktische tip: zoek de website alvast op en laat het tabblad ‘toevallig’ open staan.
10. Behandel dochters en zonen hetzelfde
Kinderen van 11 kunnen al heel goed aangeven welke uiterlijkheden, gedragingen en interesses worden geaccepteerd voor jongens en welke voor meiden. Hierdoor kunnen kinderen het idee krijgen dat ze bepaalde kanten van zichzelf moeten verbergen, omdat die niet geaccepteerd zouden worden. Hoe sterker kinderen het gevoel hebben dat ze aan bepaalde verwachtingen moeten voldoen om erbij te horen, hoe gevoeliger kinderen zijn voor groepsdruk en onrealistische beelden van vrouwen en mannen in de media.
Je kan hier tegenwicht aan geven door kinderen te accepteren zoals ze zijn en uiterlijk, gedrag en interesses niet als jongensachtig of meisjesachtig te benoemen. Maar als oké voor alle kinderen. Reageer bijvoorbeeld niet anders op een jongen die huilt dan op een meid die huilt. Vraag niet alleen de ‘sterke jongens’ om je te helpen met het verzetten van de tafels en stoelen, maar vraag ‘alle sterke kinderen’. Waarbij het natuurlijk ook helemaal oke is als vervolgens vooral jongens opstaan om je te helpen. Ze maken dan hun eigen keuzes, zonder dat ze zich beperkt voelen.
Benoem (later) ook seksueel gedrag niet als typisch jongensgedrag of typisch meidengedrag. Seksueel gedrag verschilt niet enorm tussen meiden en jongens. Wat liefde, relaties, weerbaarheid en seksualiteit vooral anders maakt voor meiden en jongens is hoe de omgeving erop reageert. Wil je dat meiden én jongens goed hun wensen en grenzen aan kunnen geven? Reageer dan niet anders op een meid die veel bedpartners heeft, dan op een jongen die veel bedpartners heeft. En reageer niet anders op een jongen die nog niet aan seks toe is, dan op en meid die nog niet aan seks toe is. Dat helpt jongeren om (later) op een gelijkwaardige manier relaties aan te gaan, bewuste keuzes te maken die bij ze passen en om met respect voor henzelf en hun partner om te gaan.
Bespreek in de seksuele opvoeding ook dezelfde onderwerpen met meiden én jongens. Onderwerpen als anticonceptie, wensen, grenzen, consent en diversiteit zijn relevant voor iedereen. Je wil alle jongeren kennis en vaardigheden meegeven om (later) op een gewenste, gelijkwaardige en veilige manier seksuele relaties aan te gaan en om seksueel grensoverschrijdend gedrag en onbedoelde zwangerschappen te voorkomen.
Dit lijkt logisch, toch weten we uit onderzoek dat deze onderwerpen vaker besproken worden met meiden dan met jongens. Daarmee leggen we alle verantwoordelijkheid voor gelijkwaardige, gewenste en veilige seksuele relaties bij meiden. Dat is niet alleen oneerlijk voor meiden. We ontzeggen daarmee ook jongens de ondersteuning die ze vaak wel nodig hebben.
Praktische tip: laat zelf ook zien dat je genderstereotypes kan doorbreken. Repareer als vrouw eens de lekke band van een fiets, of ga als man achter de naaimachine zitten. Kijk de BBC docu ‘No more boys, no more girls’ om meer te leren over de invloed van genderstereotypes.